Tekst: ndsm.nl

Denk, praat en bouw mee aan de Toren van Babel, een nieuw kunstproject op NDSM. Stichting NDSM-werf en TAAK nodigen deze zomer Amsterdammers en lokale communities uit om samen een grote installatie met stadsverhalen en toekomstverbeeldingen te creëren op de werf in Amsterdam Noord.

HET PROJECT
De Toren van Babel is een idee van kunstenaar Guido van der Werve. Hij neemt met dit concept het Bijbelse verhaal van de Toren van Babel als uitgangspunt; in dit verhaal sprak men één taal, vertrok men naar het oosten en bakten stenen om een stad met een toren te bouwen die tot de hemel zou reiken. Maar God zorgde ervoor dat mensen niet meer dezelfde taal spraken en verspreidde iedereen over de hele wereld. Doordat mensen elkaar niet meer konden verstaan, werd de bouw gestaakt.

In tegenstelling tot het oorspronkelijke verhaal, wordt het bouwwerk op de NDSM-werf juist een soort omgekeerde Toren van Babel. Een installatie die meerstemmigheid laat zien binnen een samenleving waarin nu veel verschillende overtuigingen en denkbeelden naast en tegenover elkaar staan. Dit project laat juist de verscheidenheid en de (culturele) rijkdom zien die hierin schuilt. In het kort staat de Toren van Babel symbool voor een stad waar er plek is voor iedereen en ieders ideeën. Voor de Toren van Babel worden daarom individuen (v/m/x) en gemeenschappen uitgenodigd uit verschillende culturele, politieke, sociale, religieuze of professionele achtergronden om hun ideeën te delen en zichtbaar te maken binnen de installatie. Hierin staat centraal hoe hun ideale stad/toren eruit zou moeten zien en aan welke voorwaarden deze moet voldoen. Wil je een groene stad, een gelijkwaardige stad, een lieve stad, of juist een individualistische stad; alle suggesties zijn welkom.

CREATIEVE WORKSHOPS
De Toren van Babel krijgt vorm als bijzondere installatie op de werf, die gevuld wordt met verhalen van alle Amsterdammers die meedoen. Stichting NDSM-werf en TAAK nodigen professionele creatieven uit om workshops te geven op de werf waarin de verhalen van de deelnemers centraal staan. Kunstenaars die meedoen zijn o.a. storyteller en fotograaf Fouad Lakbir, Tina Lenz en beeldend kunstenaar Maria Pask. De workshops openen het gesprek over de vraag hoe ieders ideale toren (ofwel stad) eruit zou zien. Wat is hierbij van belang? Welke waarden en idealen? Hierna komt het maak-gedeelte: deelnemers gaan zelf aan de slag om uiting te geven aan hun ideeën door bijvoorbeeld te schrijven, tekenen, bewegen en fotograferen. Alle uitkomsten van de workshops worden bij het bouwwerk gepresenteerd en geven vorm aan een kleine expositie die drie weken op locatie toegankelijk zal zijn voor publiek.

DOE JE MEE?
Iedereen kan deelnemen aan één van de workshops en zo onderdeel uitmaken van het Toren van Babel project. De workshops vinden plaats in augustus en eerste helft september op NDSM en deelname is gratis.

Enthousiast? Bekijk deze pagina voor het aanbod in de verschillende workshops en hoe je je kunt aanmelden. Mocht je graag met een groepje mee willen doen (tuinders, sporters, vrienden, buren) of heb je algemene vragen, mail ons dan vooral via ewa.scheifes@ndsm.nl. Wil je meer weten over de inhoudelijke en artistieke ambities van het project, neem dan contact op met curator Petra Heck via petra.heck@ndsm.nl.

 

Tekst: eyefilm.nl

Beeldspraak: filmgedichten op de ramen van Eye

Zes dichters uit Amsterdam-Noord hebben een gedicht geschreven bij een film. Hun teksten hangen ingelijst achter de ramen aan de noordkant van Eye. De posters zijn onderdeel van de viering van het 75-jarig bestaan van Eye Filmmuseum; de dichters werden uitgenodigd door Granate, de stichting die het werk van biculturele dichters en -filmmakers onder de aandacht brengt.

De dichters samen met medewerkers van Eye bij de opening van Beeldspraak.

De dichters zijn Floor Buschenhenke, Ibrahim Selman, Laurine Verweijen, Omar Dahmani, Robin Block en Sjaan Flikweert. Zij lieten zich inspireren door een film waarmee ze een speciale band hebben en die ook belangrijk is geweest voor de collectie- en vertoningsgeschiedenis van het filmmuseum.

De gedichten achter de ramen nemen je mee in de verbeelding van de woordkunstenaars. Ze fantaseren over wat ze on screen hebben gezien, gaan aan de haal met de personages, verbinden films met de wereld buiten het theater en vinden woorden voor wat de kijker slechts voelde.

De zes dichters zijn bekend als rapper, spoken word-artiest, performancekunstenaar, theatermaker, stand-up comedian, danser of filmmaker.

https://www.eyefilm.nl/nl/magazine/beeldspraak-filmgedichten-op-de-ramen-van-eye/329838

 

Granate verovert opnieuw de stoepen van Amsterdam!

Waar men zich vluchtig over de stoep beweegt, komt een ontmoeting met kunst en cultuur als een aangename verrassing. Zo geven gedichten in de openbare ruimte aanleiding tot verbinding; het biedt herkenning en zet aan tot gesprek. Of het zich nu presenteert via monumenten of moderne kunst, de vormen van de stad vormen bieden altijd een podium aan de schoonheid van taal.

Met haar project Poëzie op de stoep versiert Granate de stoepen met plaatselijke poëzie. Op deze wijze brengen we de dichter en zijn/haar buurtbewoners bij elkaar. Wij laten de buurt zien wat de buurt aan poëzie en kunst te bieden heeft. Poëzie op de Stoep is er voor iedereen die de straten betreedt. Jong en oud, vaste bewoner en passant, toerist en local.

Poëzie op de stoep | Amsterdam Noord – 2021

Na twee geslaagde edities, slaat Granate nu een poëtische brug naar de andere kant van het IJ met het project Poëzie op de stoep en brengt daarmee de stad in verbinding!

Alle dichtende bewoners van Amsterdam Noord (huidige en voormalige) kunnen tot 31 maart 2021 via dit formulier een vierregelig gedicht sturen. 10 gedichten van 10 dichters worden na de deadline geselecteerd en zullen straks een plek veroveren op de stoepen van Amsterdam Noord. Deze gedichten vormen samen een poëzieroute. Meer informatie over Poëzie op de Stoep is te vinden op onze website.

Waarom?

Omdat de stad leeft, omdat poëzie leeft en verbindt en omdat Granate bruggen wil bouwen tussen mensen, wijken en buurten. Daarom nemen we -in boeken en schriften verstopte- woorden mee naar buiten, naar onze stoepen, naar onze stad. De woorden zijn van dichters, het lettertype is ontworpen door kunstenaar Raul Balai. Granate is hier slechts de verbinder.

Kijk naar de uitvoering van de Poëzie op de stoep pilot 2018 in de Frederik Hendrikbuurt:

Kijk naar de uitvoering van Poëzie op de stoep 2019 langs de tramlijn 3:

 

Achter de ramen van de Modestraat hangen opeens 21 gedichten!

Voor bijna elke buurt in Amsterdam-Noord één. De gedichten zijn geschreven door Claartje Chajes, die in dit werk de ziel van al die verschillende buurten probeert te vatten. ‘De ziel van een plek is iets ongrijpbaars, maar er is wel een gedeelde grond, een toon, een karakter dat je kunt herkennen’ vindt Claartje. ‘In poëzie vorm je als lezer je eigen beelden, iedereen herkent iets anders. Per keer dat je leest, kan dat verschillen. Zo werkt dat bij een ziel ook, die beweegt’.

De Poëtische Buurtatlas

Claartje heeft ter inspiratie met zo’n veertig bewoners van Amsterdam-Noord over hun buurt gesproken. Onder wie Noorderlingen Marja Bomas en Mirjam van Golen, vaste vrijwilligers van de Modestraat! In 18 buurten in Noord hangt deze serie gedichten, verspreid over zo’n vierhonderd ramen van bewoners. Maar bij de Modestraat en bij de Roze Tanker zie je de hele serie in z’n geheel!

Alle gedichten vind je op de website poetischebuurtatlas.amsterdam, op een interactieve kaart van Amsterdam-Noord. Je kunt ze daar ook beluisteren. Claartje Chajes en acteur & poetry musician Hamda Belgaroui hebben ze ingesproken. Saxofonist Job Chajes, van de Amsterdam Klezmer Band, heeft de podcasts voorzien van muziek en geluidsfragmenten.

 

De Poëtische Buurtatlas krijgt in elk stadsdeel zijn eigen vorm voor een expositie. In Noord drukken we de gedichten af op posters.

In november en december 2020 hangen Claartje’s geschreven buurtportretten op bijna 400 ramen van bewoners en ondernemers in 18 verschillende buurten. Op di, wo en do kun je ze in hun geheel bekijken op de glazen gevel van de Roze Tanker.

Buurtbewoners hangen een poster in hun straatraam, zodat mensen een route kunnen wandelen door de buurt. Hoe dat eruitziet, kan je volgen op de Facebookpagina Buurdebuurbuur.

Amsterdam Noord bestaat als bewoond land pas 100 jaar (in 2021). In verschillende periodes van de 20ste eeuw zijn aan de Noordzijde van het IJ stukken land ingepolderd en bebouwd. Steeds gebeurde dat met een wens om een nieuwe vorm van huizenbouw en wonen in de praktijk te brengen. Er werden telkens op zichzelf staande gebiedjes gevormd. Dorpsachtige buurten, met hun eigen karakter.

Je zou Noord kunnen zien als een stedenbouwkundige proeftuin, het is in bestuurlijke kringen ook wel eens een stedenbouwkundige vergissing genoemd.

Daar kun je het mee eens zijn of niet, feit is dat Noord momenteel één van de stelst veranderende en groeiende stadsdelen is. Amsterdam heeft een tekort aan woningen, Noord biedt nog ruimte. Met als gevolg dat het stadsdeel in een razend tempo verandert.

De stad stroomt over het IJ.

Dit kunstwerk gaat niet over die verandering. En toch wel.

Schrijver Claartje Chajes wilde proberen om de ziel, het karakter van de verschillende buurten van Noord in woorden te vatten.

Elke bewoner verhoudt zich tot zijn leefomgeving, hoe veel hij ook verschilt van zijn buurvrouw. Claartje vindt het interessant en belangrijk als mensen en plekken zich ‘gezien weten’. Als je kortom het gevoel krijgt dat je erkent wordt zoals je bent. Het werk gaat over identiteit in een momentopname. Want hoe of wie je bent is altijd in beweging.

Dit project is een pilot. Na de gedichten over Noord wil Claartje verder op poëtische reis in Amsterdam, zodat ze voor de 750ste verjaardag de Poëtische Buurtatlas Amsterdam kan bundelen.

 

 

 

Geschreven door: Chris Keulemans

Wondr

Een regenachtige donderdagmiddag. Ik bezoek het nieuwe selfiemuseum aan de Meeuwenlaan. (Zelf noemen ze het liever: Instagram Experience.) Het kaartje koop ik niet aan de kassa, maar op mijn i-phone. Het kost €24,50. Het logo lijkt op dat van Eye, maar dan met wimpers. Daar houdt de vergelijking ook meteen op. In het filmmuseum kijk ik naar sterren die zich op het scherm door een decor bewegen. In het selfiemuseum ben ik zelf de ster. De foto’s die ik maak tegen het decor dat ik zelf kies krijg ik even later binnen op het scherm van mijn mobiel. Het kaartje betaal ik dus niet voor mezelf maar voor mijn vrienden en volgers. Zodat zij gratis naar mij mogen kijken.

Er zijn 24 bezoekers: 23 van hen zijn meisjes of jonge vrouwen. Ik ben duidelijk niet de doelgroep. Ik ben gewoon de buurman. Maar nieuwsgierig ben ik wel. Wat is er te zien achter de roze muren van de voormalige fabriek van Schöne Edelmetaal, die nu is omgetoverd in a confetti-sprinkled world of color and sensation that’s unlike anywhere else? En waarom hebben ze zo hun best gedaan om zich op geen enkele manier voor te stellen aan hun buren in het Hamerkwartier en de Vogelbuurt? (Toen de jongens en meisjes van jongerencentrum de Valk, iets verderop aan de Meeuwenlaan, laatst voor de deur stonden mochten ze niet naar binnen, omdat ze de entreeprijs niet konden betalen.)

Dat het selfiemuseum zich afschermt van zijn omgeving is precies de bedoeling. In de wereld van Wondr bestaan er geen buren. Wondr wil juist een plek zijn die in niets lijkt op wat je al kent. It can playfully transform gray neighborhoods into rainbow-hued urban environments, adding a vibrant splash of color to otherwise mundane spaces. Het tovert je van een grauwe buurt naar ergens met alle kleuren van de regenboog. It can transport us to a different time or make the cares of the world melt away. In Wondr mag je ontsnappen. Weg van hier. Laat je alledaagse zorgen achter.

Het is een paradox. Ja, er zijn jungles met apen en marshmallowbaden en kamers die er uitzien als een schilderij en confettidouches. Maar ook antieke telefoons met draaischijven, ouderwetse typemachines en vooral: selfies. Alles in Wondr draait om communicatie. Jij bent hier om jezelf te laten zien. Alleen: niet aan je eigen wereld, maar aan een wereld waarin elke dagelijkse ballast is verdampt. Waarin je communiceert met alles behalve het hier en nu. Waarin het niet regent als je zometeen weer buiten staat, aan de Meeuwenlaan.

Wondr is de plek in Noord waar Noord niet bestaat. Waar studieschuld en woekerhuur en werkstress niet meer bestaan. Waar je zelf niet meer bestaat.

 

Geschreven door: Chris Keulemans

Het ligt er al honderd jaar, maar het is helemaal vernieuwd. Landschapsarchitect Adriaan Geuze ontwierp de herinrichting al in 2006. De economische crisis legde het werk lange tijd stil. De Noord/Zuidlijn liet op zich wachten. Maar nu zien we het nieuwe Noorderpark zoals het is bedoeld.

Het voelt nog steeds vertrouwd. Ook omdat alle ingangen liggen aan straten waar nog geen nieuwbouw is verrezen: Buiksloterweg, Adelaarsweg, Wingerdweg, Sneeuwbalweg. Tegelijk is het radicaal anders: er loopt een snelweg, een kanaal én een metro dwars doorheen. Welk ander park ter wereld kan dat zeggen?

Het mooie van het ontwerp is dat het die kloof in het midden gebruikt om van het voormalige Florapark en Volewijkspark een eenheid te maken. Het groen is natuurlijk de eerste verbinding. Maar dat ziet er aan de oost- en westkant heel verschillend uit. Langs de Wingerdweg is het dichtbegroeid en lommerrijk, terwijl het richting IJskoud de Beste een glooiend open veld is. De eenheid ligt’m in de vormgeving. Letterlijk: langs bijna alle ingangen ligt nu hetzelfde patroon van stenen bladeren geklonken in het wandelpad. En die bladeren vind je ook terug op de reling van de bruggen over de Nieuwe Leeuwarderweg. En op de wanden langs de afritten daarvan. Het is bijna kinderlijk zo simpel. Op het randje van kitsch. En toch werkt het.

De bruggen zijn ingenieus. Opeens weet ik niet meer hoe we vroeger van de Buiksloterdijk bij de Texelweg kwamen, of van de ene benzinepomp naar de andere. (Ook dat is trouwens knap aan het ontwerp: in 2006 heetten ze nog niet de Gele Pomp en de Roze Tanker. Nu lijkt het park er wel speciaal omheen gebouwd, met een nieuwe waaier aan toegangspaden.) Het doet iets met je hoofd, dat je nu zoveel verschillende routes kan kiezen van de ene kant naar de andere. Spannend, in alle rust. Het bergwoudlandschap in de rug van de Roze Tanker. Het voetbalveld onder de nieuwe brug over het Noordhollandsch Kanaal. Het rozenprieel dat een speeltuin is geworden. Het pierebadje met de lollykleuren. Allemaal binnen handbereik. Vanuit de metrohalte, tussen de bussen en auto’s door, rij je binnen twee minuten over zoevende fietspaden naar de stilte.

Die stilte is het geheim. Aan de oostkant is het op mooie dagen levendig: de natuurspeeltuin, de barbecues op het open veld. Aan de andere kant heb je nog een driehoek van drukte: het Noorderparkbad, Speeltuinvereniging Bloemenkwartier, Pompet. Verder kan je daar op alle dagen behalve het Noorderparkfestival een kanon afschieten. Dat is het mooie van het nieuwe Noorderpark: er gebeurt van alles, de fietspaden zwieren er doorheen, maar tegelijk is het een diepgroene stilte, middenin Oud-Noord, die alles dempt waar je het zo druk mee dacht te hebben.

 

André Theo Aart Volten was een Nederlandse beeldhouwer. Hij behoorde tot de belangrijkste Nederlandse beeldhouwers van de generatie na 1945.

Dit zijn autobiografische notities geschreven door André Volten zelf. (Bron: Stichting André Volten)


Mijn vader was een eenzelvige man, een eenzame idealist, die de consequenties van zijn principiële houding en gedrag lijdend en strijdend onderging.
Hij sprak weinig woorden en was altijd aan het werk. Er waren maar twee mensen die hem met Jacob aanspraken: een dorpsgek en een landbouwer, die misschien liever visser zou zijn geweest.

Alle anderen noemden hem Sam; misschien vanwege zijn afwijkend  gedrag, misschien om aan te geven dat hij er, evenals joden, eigenlijk niet bij behoorde.
Hij leefde en woonde in het gereformeerde deel van Andijk. Met het gereformeerde deel van de bevolking had hij alleen het principieel dogmatisch gemeen, zij het dat de dogma’s lijnrecht tegenover elkander stonden. De verschillende principiële uitgangspunten werden niet gewaardeerd maar wel (h)erkend, geaccepteerd en getolereerd. Hij was anders en dat werd toegestaan omdat hij consequent was. Hij werkte altijd; aan zondagsrust of weekend deed hij niet.
Mijn vader had een eenmansbedrijf: hij was geen baas en geen knecht, hij had geen baas en geen knecht. Als het seizoen het weer en de zee het toelieten, was hij Zuiderzee-visser met een eenpersoonsroeiboot. Later, na de aanleg van de afsluitdijk, deed hij hetzelfde op het IJsselmeer. ‘s Winters, wanneer de zee te ruw en te gevaarlijk was, maakte hij sigaren die hij aan de plaatselijke bevolking verkocht. In de zomer leefde hij met de zee en de visvangst, in de winter trok hij zich terug in zijn sigarenschuur met zijn viool en zijn boeken. ‘s Zomers had hij geen tijd voor boeken en violen, bovendien waren zijn handen dan te stijf en te zeer (beschadigd door het water, het weer, de netten en de vis).
Sam Volten was belijdend anarchist, atheïst, vrijdenkend, antigodsdienst, antikerk, antimonarchie, antileger (dienstweigeraar: in de nor, Spijkerboor, een fort bij Purmerend, vond hij voor het eerst tijd om te lezen, want hij kwam uit een groot gezin, waar ook de kinderen van jongs af aan meewerkten in de sigarenmakerij), anti koloniale uitbuiting en onderdrukking, anti-alcohol, antischijndemocratie, antikapitalist, antifascist, antigeweld, antidictatuur, antislavernij, anti-…
Waar was hij voor?
Bevrijding en vrijheid. over wat daaronder begrepen en nagestreefd (met welke middelen en voor wie – voor allen?) zou moeten en kunnen worden, heb ik tot op vandaag geen antwoord. Ik heb zijn uiteenzettingen in mijn jonge jaren wel aangehoord, maar toen ik er met hem over zou hebben kunnen spreken en denken, was hij dood. De vrijheid was zijn eigen goed. Geen baas, geen knecht. Arm, trots, onafhankelijk. Altijd aan het werk, nooit ‘vrije’ tijd; een beroep met een grote mate van afhankelijkheid van de elementen.

Trijntje Broeder, mijn moeder, was de dochter van een landbouwer. Haar voorvaderen, zowel van vaders- als van moederszijde, bezaten oorspronkelijk veel land, maar dat was door vererving en andere rampen steeds kleiner in omvang en opbrengst geworden.
Zij had mijn vader ontmoet als lot- en celgenoot van haar broer Jacob, die evenals mijn vader in Spijkerboor wegens dienstweigering zijn straf moest uitzitten. Hun principes voor en tegen kwamen overeen, met dien verstande dat mijn moeder idealistischer was. Haar geloof in een betere wereld, in een beter lot voor de mensen, was groter dan dat van mijn vader. Zij was socialer, socialistischer zou ik bijna zeggen, en was aangesloten bij verenigingen en bonden (Blauwe knoop, gebroken geweertje…)
Ondanks haar zwakke gezondheid slaagde zij er in om het gezin met zachte hand en grote discipline, zonder straf of dwang, bij elkaar te houden en te verzorgen. Wij waren arm en de inkomsten waren onregelmatig. Zij was zuinig en sober, zij beheerde en bestuurde het huishouden. Mijn moeder was van grote ernst en trots. Zij liet zich niets wijsmaken, maar was zeer leer- en weetgierig. Streng en mild.

Met mijn twee jaar jongere broer heb ik weinig contact gehad. In zijn kinderjaren was zijn gezondheid niet best, daarna kwam hij in het eenmansbedrijf van mijn vader. Het werk in de vrije natuur deed hem goed. Hij was IJsselmeervisser en is op 24 februari 1972 als IJsselmeervisser verdronken, bijna 45 jaar oud.

Na de openbare lagere school in Andijk, heb ik de Rijks Hogere Burgerschool in Enkhuizen bezocht, en later die in Hoorn. Er valt weinig over te melden. Ik denk dat ik niet goed en niet slecht was. Ik heb er wel wat geleerd, misschien wel veel, maar dat heb ik pas later begrepen, toen ik de dingen zelf ontdekte, kon overdenken, en op mijzelf kon betrekken. Mijn Enkhuizer jaren waren, achteraf bezien, niet zo makkelijk. Door de solidariteit binnen het gezin werd verondersteld dat ik mijn vader hielp waar en wanneer dat mogelijk was. Voorl in de herfst (herfststormen) kon mijn vader mijn hulp goed gebruiken. Voordat ik op de fiets naar school ging, had ik met hem de netten al opgehaald: als roeier, hij haalde de netten binnenboord (voordien deed hij dat alleen). Als het gestormd had met grote golven en een woelige zee, was er behalve de vangst aan vis ook veel losgewoelde waterflora in de netten en waren de netten in elkaar gedraaid of op andere wijze in het ongerede gebracht. Dagelijks moesten de netten hersteld, schoongemaakt en gedroogd worden. Zo mogelijk hielp ik daarbij. De oogst (de gevangen vis) moest, als die tot onze grote vreugde groot genoeg was, per fiets of bakfiets naar de visafslag van Enkhuizen vervoerd worden. Dat deed ik. In latere jaren nam mijn boertje die taak en andere taken van mij over.

Met het vangen van vis heb ik, als kind al, immer grote problemen gehad. Van voedselketens, eco- en biologische evenwichten had ik geen verstand. Het leven bestaat bij de gratie van de dood. Ons leven is afhankelijk en wordt bepaald, niet alleen door onze eigen dood, maar evenzeer door de dood en het doden van ander leven; dat wij fokken, slachten en vreten. Tot op de dag van heden heeft dit onoplosbare en gruwelijke probleem mij bezig gehouden. Ik was en ben geen goede visser. Ik hou me bezig met betrekkingen, betrokkenheden en betrekkelijkheden.

Na de oorlog heb ik ruim een jaar in Amsterdam gewoond, en heb ik het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs bezocht (de voorloper van de huidige Rietveldacademie). Op die school en in die stad heb ik de kunst, de moderne kunst, de moderne beeldende kunst ontdekt en tot op zeker hoogte eigen gemaakt. De kunst als wijze van leven, de kunst als stelling,  de kunst als wezen, de kunst als leven.
Ik had niet de pretentie maar wel het verlangen daar deel van te zijn, daar bij te behoren. Ik had voordien nooit werken van eigentijdse beeldende kunst gezien. het dorp Andijk en de school in Hoorn waren ver verwijderd van dit deel (en andere delen) van het echte leven. Na de ontdekking, de herkenning en tot op zekere hoogte de vereenzelviging met de moderne kunst, is mijn bewondering, zeker voor de grote meesters, toegenomen en is mijn verlangen om hiervan deel te zijn (al was het maar door kennis te nemen) gebleven.
Pas veel later heb ik (nog altijd zonder pretentie, maar wel ietsje anders) voor een klein deeltje in het grote gebeuren van de beeldende kunst mogen deelhebben en deelnemen. Dat deelte is mijn werk geworden, mijn leven ook. Ik ontdekte dat ik het werk de moeite waard vond, dat het mij niet alleen de mogelijkheden en het materiaal verschafte om aan en voor te werken; aan mijzelf en aan het werk. Het werk werd de verbinding tot mijzelf en het andere (en later van mijzelf tot de anderen). Dat is zo gebleven, in wezen hetzelfde gebleven, en toch altijd anders. Daarvoor heb ik wel mijn eigen wiel moeten uitvinden. En ik denk dat dat voor eenieder geldt. Alle dingen moeten steeds opnieuw uitgevonden en ontdekt worden. Door onszelf, opdat we ze op onszelf kunnen betrekken.
Toen ik had ontdekt en uitgevonden dat de kunst voor mij een mogelijkheid zou kunnen zijn om door het leven te gaan (ik wil wel kapot, maar niet aan niks en zeker niet aan lulderij), hebben de processen zich bijna als vanzelf voltrokken. Geleidelijk en met horten en stoten, omdat ik het wilde en omdat het werk zijn eigen wetten, noodzakelijkheden en consequenties stelt.

Ik heb op en in het platte vlak gewerkt – niet zo goed, maar wel ijverig en bezeten – tot ik het reliëf ontdekte, zoals dat zich eerst uit het vlak ontwikkelde en later zelfstandig werd. De reliëfs waren  in hout en gekleurd. Niet omdat ik het materiaal en de techniek beheerste, maar omdat je alles kunt maken wat je echt wilt maken. En dat deed ik, gebrekkig en met tekortkomingen.
Toch niet echt tevreden met het resultaat, en op zoek naar materialen en technieken die minder nadrukkelijk sporen van verbindingen zouden achterlaten en die de mogelijkheid zouden bieden om de ruimte zelf als component te gebruiken, te respecteren en te openbaren, ben ik volontair geworden bij de Nederlandse Dok- en Scheepsbouw Maatschappij, met als oogmerk en verlangen te leren lassen.
Dat leren lassen (elektrisch en autogeen) is in betrekkelijk korte tijd gelukt, maar het ‘ten behoeve waarvan’ ik wilde leren lassen, is opgeschoven omdat ik moest afvragen: wat las je eigenlijk aan elkaar? Zo ben ik metaalbewerker geworden in de werkplaatsen van de scheepswerf, waar een stagetijd van enkele maanden is uitgegroeid tot een periode van meerdere jaren. De kennismaking met materialen en technieken, gereedschappen en machines heeft aanvankelijk tot heel andersoortige dingen in mijn werk geleid en tot andere zaken aanleiding gegeven dan ik oorspronkelijk van zin was. Pas veel later heb ik voldoende kennis, vaardigheid, afstand, vrijheid, eerbied en erkenning jegens het materiaal en de werktuigen verworden om ze te kunnen hanteren. Het klinkt wat ernstig en wat sentimenteel zo was ik in die dagen en zo ben ik eigenlijk nog steeds.

Ik heb mijn eerste studiën op de Keukenhoftentoonstelling laten zien. De Keukenhof heeft een ding gekocht, de Staat der Nederlanden deed hetzelfde, de architect Pierre Cuypers heeft mij mijn eerste opdracht gegeven (voor Het Nieuwe Lyceum in Hilversum), professor Hammacher bracht mijn werk naar Bieënnale in Ventië.
Ik ben min of meer onafhankelijk geworden; zelfstandig, behorend tot de categorie van kleine zelfstandigen zoals dat heet. Ik heb mogen werken om te leren waaraan ik werkte, ik heb mijn dingen aan de openbare weg mogen neerzetten als dingen tussen de dingen. Door het timmeren aan de weg en in de openbare ruimte heb ik me moeten en willen bezighouden met de openbare ruimte zelf- een schaars en kwetsbaar goed – en met de inrichting, functies, betrekkingen en spanningen van de verschillende componenten die samen de openbare ruimte vormen en openbaren.

Over het ijzer

Wanneer je ijzer (of staal) voldoende verwarmt, wordt het vloeibaar. De verschillende verschijningsvormen van het metaal zijn afhankelijk van de temperatuur. De techniek maakt gebruik van dit gegeven (gieten, smelten,
lassen). IJzer is geen standvastige of duurzame toestand van het element. Het is een fase, tijdelijk en kortstondig, tussen erts en schroot of roest… als wijzelf.
IJzer is een humaan materiaal, een element dat nauw en direct verbonden is met de mens. De aarde draait tussen de magnetische polen wij draaien mee.
Onze hedendaagse wereld is nog altijd met ijzer gebouwd en geconstrueerd. Van de bewapening in het beton tot de bewapening van pantservoertuigen op rupsbanden, van fragmentatiebommen tot vuurtorens, van injectienaalden tot scheermesjes, van onderzeeërs tot hoogspanningsmasten, van bruggen tot rails- en treinstellen, van kompasnaalden tot kogels en kogellagers.

Het ijzer heeft mij gemaakt; ik ben er nauw mee verbonden. Het past me: het is hard, met grote weerstand. Alleen echte harde materialen kunnen door omgang en bewerking echt zacht worden. Het materiaal en de techniek maken een bewerking mogelijk met een tolerantie van nul. Een honderdste millimeter is een gangbare maat. Niets is vaag of hoeft onduidelijk te zijn. Het is wel moeilijke, maar in staal is duidelijk en exact te formuleren. Ik wilde het zo, en het moet zo.

De periode die ik ind e jaren vijftig op de scheepswerf heb doorgebracht, heb ik ervaren als waardevol en betekenisvol in mijn leven en werk. Ik heb kennisgemaakt met wonderen, kristallisaties, openbaringen, mogelijkheden, beperkingen en limieten.
Ik was een kunstenaar die meewerkte in de productie op schepen en in werkplaatsen. als het werk het toeliet, mocht ik voor mijzelf studeren en experimenteren. Met de nodige argwaan en terughoudendheid werd ik aanvankelijk getolereerd en bejegend. Terecht. Respect moet worden verdiend en afgedwongen door kwaliteit van product en prestatie, niet door protectie van de directie.
Toch zijn er altijd mensen die zich over je ontfermen en die je beschermen: de vakmensen die het zich kunnen veroorloven om je ‘the benefit of the doubt’ te geven.
Van die vaklieden heb ik veel geleerd, in velerlei opzicht. Ze zijn er bijna niet meer, ambachtelijk geschoolde vaklieden. De werf deed in mijn dagen een poging zich aan te passen door ouderwets, ambachtelijk vakmanschap (de oorsprong) te verenigen en te combineren met geautomatiseerde productiemethodes. Die strijd is verloren. Aziatische scheepswerven met veel personeel en de modernste middelen starten nieuw of opnieuw zonder de herinnering en ballast van vroegere tijden.
Profielstaal (H-, I-, T-balken) ten behoeve van mijn werken heb ik eerst zelf gemaakt. Later bemerkte ik tot mijn schrik en vreugde, dat ze al lang standaard gemaakt werden voor allerlei doeleinden, in alle tastbare afmetingen.
Ik had ze niet nodig voor de constructieve doeleinden, mijn werk hoeft niets te dragen dan zichzelf, maar ik had dit basismateriaal nodig vanwege de plastische kwaliteiten. Het verschafte mij de mogelijkheid om deze algemeen aanvaarde en gekende vorm van materiaal, constructies te bouwen waarbij het niet-materiaal als ‘kromme gaten’ de constructie begeleidde en bij elkaar hield; de muziek van het materiaal, van en voor zichzelf en voor mij.

Ik heb moeten en mogen samenwerken met vele en veelsoortige opdrachtgevers:
architecten, stedenbouwers, overheden en vertegenwoordigers van alle geledingen van het maatschappelijk leven. Ik heb geleerd, ingezien en ervaren dat openbare kunst niet alleen moet voldoen aan de wetten van de kunsten, maar dat er tevens voldaan moet worden aan een groot aantal al dan niet duidelijk geformuleerde eisen en wensen van praktische, planologische, economische, financiële en technische aard. Dat is heel moeilijk en als je het niet wilt of kunt, moet je het vooral niet doen. Er gaat veel tijd, beslommering, ergernis en teleurstelling in zitten, maar ook veel voldoening en vreugde als het uiteindelijk toch lukt of tot een resultaat leidt.
Het resultaat is het product van een gezamenlijke inspanning, van samenwerking door alle direct betrokkenen. De grenzen van het mogelijke moeten worden vastgesteld, daarbinnen ligt de betrekkelijke vrijheid van de kunstenaar. Tezamen wordt bepaald of de renzen overschreven of verlegd mogen en moeten worden. Dat is het proces, dat begint bij de opdrachtformulering en eindigt bij het neerzetten en overdragen van het kunstwerk op een vooraf bepaalde plaats, die tijdens het proces soms nog een ietsje verschoven is. Want daar gaat het ook over. Het is niet voldoende om een kunstwerk te ontwerpen en te vervaardigen en het buiten in de vrije ruimte neer te zetten. Je krijgt geen ruimte: er wordt ruimte beschikbaar gesteld, en je draagt medeverantwoordelijkheid voor die ruimte. Voordat het aan de anderen kan worden aangeboden, moet je eerst een (deel van de) ruimte scheppen en organiseren, zodat een kunstwerk kan zijn en functioneren in contrast en/of harmonie met het andere. Zo worden de dimensies van het kunstwerk steeds groter: waar we begonnen bij een klein stukje grond aan de openbare weg, zitten we nu bij de grondslagen en de inrichting van een democratische maatschappij. Wat moet die en wat doet die met kunst? Wat is de plaats en de betekenis van de kunst? in een democratische gemeenschap?

Kunst is een zaak van weinigen en voor weinigen. Kunst is in wezen elitair. Het is een eenzame bezigheid, die onder druk en spanning staat. Het kost inspanning, niet alleen van de kunstenaar, maar evenzeer van de beschouwer, de toehoorder, de lezer…
Het is wel van belang dat het aantal ‘weinigen’ toeneemt. Kunst leent zich er niet toe om te worden gepopulariseerd, geprovincialiseerd, gedemocratiseerd, gesocialiseerd, gebureaucratiseerd of geprivatiseerd, maar staat ook niet op een verheven voetstuk of ligt opgesloten in een ivoren torentje, achterzolderkamertje of een bankkluis.
Ieder lid van een democratische gemeenschap is vrij en wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de kunst, maar hij moet er wel wat voor doen enw at voor over hebben; zonder inspanning komt niets tot stand. Bovendien is hij virj om er niets mee te maken willen hebben – hoewel dat nooit een verdienste is – en zich te verzetten wanner hij denkt hinderlijk lastig gevallen te worden.

Recreatie is herscheppen. Alle dingen moeten steeds opnieuw geschapen worden, het wiel wordt voortdurend opnieuw uitgevonden. Recreatie in de pretparksfeer betekent afleiding. Afleiding van het wezenlijke, geen afgeleide van het wezenlijke. Kunst dient vrij toegankelijk te zijn, opdat ze als informatiemedium kan functioneren op dit moment van de tijd en de ruimte, waar de kunst zelf uit voorkomt en wat ze mede formuleert.
Alle materiaal is beeldend materiaal, inclusief wijzelf. Alles mag en alles kan, alles is juist ind e kunst, zelfs schokken, kwetsen, beschadigen, vernietigen, verkrachten, vermoorden. Er moet wel een noodzaak voor zijn, het moet wel beleden en verantwoord worden en het moet een functie in het kunstwerk vervullen. Ik kan me soms een subtielere wijze van materiaalgebruik voorstellen, en ik geef daaraan de voorkeur. Ik heb moeite en maak bezwaar tegen vervuiling, ook in de kunst. Vervuiling is het oppervlakkige, tendentieuze resultaat van te weinig inspanning, te weinig respect, te weinig bewustzijn, van een teveel aan kortzichtige gemakzucht en van het hanteren en nastreven van modieuze effecten.

Het zou mooi zijn, en zelfs vanzelfsprekend, wanneer de overheid, het gekozen en verantwoordelijke bestuur, dit beginsel onderkende, erkende, er naar handelde. Wanneer zijn zich van haar verantwoordelijkheden bewust was, maatregelen nam en voorwaarden zou scheppen om het formuleren te bevorderen en om de gemeenschap in de gelegenheid te stellen om te participeren. Zolang kunst niet gehoord, gezien, gevoeld, ervaren wordt, bestaat ze maar gedeeltelijk.  Kunst vervult pas ene levensfunctie wanneer ze verteerd en opgenomen wordt.
In die zin vervult kunst een functie in een actuele democratie. Niet door de popularisering en bezoekersaantallen, maar door de uitdagende uitnodiging aan degenen die zich betrokken voelen.
Hier komen ethiek en esthetiek bij elkaar; esthetiek niet in de zin van oppervlakkige decoratieve schoonheid en ethiek niet als goede bedoelingen voor een goed, maar halfzacht doel.

Wat als je goedwillende overheid, zelfs met inzicht en visie waar het kunsten betreft, met de kunsten aan met wanneer dit inzicht en die visie maar door een klein deel van de gemeenschap ervaren, gedragen, beleden en onderschreven wordt, weet ik ook niet.
De afstand, het gapende gat tussen degenen die van de kunst zijn en degenen die er niet mee te maken (willen) hebben, die buitengesloten zijn – willens en wetens of omdat ze niet willen en niet weten = is nog steeds groot en wellicht onoverbrugbaar. Het is feitelijk en verontrustend. Hoewel: ik kan de formuleringen in die filosofie of in de natuurkunde ook niet van dag tot dag volgen en op mijzelf betrekken. Het gaat buiten mij o en ik ervaar dat als een tekort en als een gemis.
De ervaring leert mij, en ons,  dat we als tijd-, ruimte- en lotgenoten in hetzelfde schuitje zitten, maar dat alle schuitjes verschillend zijn. En dat leert ons de wederzijdse en zelfs tegengestelde ervaringen van afhankelijkheid; een nieuw beginsel, een nieuwe ervaring, een nieuwe (noodzakelijke) actieve deelname aan een democratische overlevingskans, een nieuwe dimensie, die (op dit moment) alles omvat en allen betreft of niet.
Ik zou niet willen beweren dat de kunsten in deze processen een rol van onmisbare betekenis spelen. Ik denk het wel, en ik ervaar het ook, maar ik zit in mijn eigen schuitje.

Toch zou ik willen, dring ik er op aan, bepleit ik, dat in een leven en een wereld waarin alles in specialismen en specialiteiten uit elkaar valt en de delen zich verder van elkaar verwijderen, de formulering, het aan de orde stellen, de intelligentie van de emotionaliteit, het alles betreffende, het alles aanrakende vanuit de oorsprong, het alles omvattende (of het nu het zwarte gat, de explosie of de implosie betreft, de scheiding of de fusie met of zonder argwaan, met of zonder instemming, met of zonder (h)erkenning) beschermd en gehandhaafd blijft. Al was het maar om deze gezamenlijke overlevingskansen in tijd en ruimte nog een tijdje te laten voortbestaan.
De kunsten zijn niet zaligmakend, zij bieden geen troost of verlichting, zij leggen niets uit (er valt niets uit te leggen of te verklaren). Zij scheppen verwarring. De kunsten zijn de begeleiders van ons (dagelijks) leven en als zodanig zijn zij van een algemeen belang, dat de steun van het algemeen belang (de overheid) verdient en behoeft.

We kunnen ons niet veroorloven om zelfs kleine kansen om bij het moment van de (onze) tijd en ruimte te blijven, ongebruikt te laten. Het is niet genoeg om het bestaan te bevestigen. Het gaat om de aandacht voor het andere, het andere is het nieuwe. Helemaal nieuw is er niets: het bestaat niet en we zouden het zelfs niet kunnen waarnemen. Kunst is een omgangsvorm: nieuwe associaties, nieuwe combinaties, nieuwe visies, nieuwe omgang, nieuwe vorm. Geplaatst in een groter kader, zijn er meerdere en andere betrekkingen, en ontstaan er relaties en relativeringen met als gevolg en bijwerking ernstige botsingen en schrijnende gaten, verheven ontroeringen en zelfs illusies van harmonie. Je moet er openingen voor maken (voor de kunst), gaten voor laten vallen, ruimte en ruimten voor scheppen. Vakverenigingen, sponsors en bestuurders scheppen geen kunst. Zij hebben een andere kijk op kunst en behartigen andersoortige belangen; hun streven is gericht op andere doelstellingen en nevenverschijnselen. Dit hoeft niet kwalijk te zijn, maar het schept wel verwarring en is in vele gevallen af- en misleidend, omdat het gebaseerd is op misvattingen en misverstanden met als gevolg effecten en pogingen om de kunst in hun bange en enge hoekje te drijven.
Een zekere mate van afhankelijkheid hoeft niet schadelijk te zijn, mits de zelfstandigheid wederzijds erkend is, en de verbindingen en verbintenissen niet leiden tot vreemdsoortige, parasitaire vermengingen en mengsels.
Ik heb mij altijd afgevraagd: waar gaat het om en over? OP basis van wat? en ten behoeve van wat?
Zo heb ik zitting genomen in en deelgenomen aan vergaderingen en commissies voor overleg, beleid, bestuur… van de Raden voor de Kunst (van stad en land), van de Raden voor de Stedenbouw (van stad en Staat), van Kunst- en adviescommissies van steden, universiteiten, en stichtingen. En zo ga en kom en rol je van het een in het ander. Ik heb me nooit een vertegenwoordiger van een groep gevoeld, het groepsbelang is een stukje van het algemeen belang. Door een onafhankelijke opstelling verwerf je de mogelijkheid en de vrijheid om zowel de bestuurders als de ambtenaren en de kunstenaren op hun tekortkomingen en hun kortzichtigheden te wijzen. Overigens wel met het besef en de bescheidenheid dat mijn bijdrage, als die van ieder ander, niet tot resultaten leidt, maar dat het resultaat een resultante is, die moeizaam en langs lange wegen tot stand komt. Vanuit een overtuiging, een zienswijze, een geloof van mijn part, een kans, die je niet onbenut mag laten en die je argeloos en met de nodige argwaan moet stellen in alle geledingen en op alle niveaus.
Ik denk dat ik dat gedaan en nagestreefd heb. Absoluut: kom maar op met andere tegengestelde argumenten. Relatief: het is misschien wel zo, of niet, of anders, maar wat dan nog en juist daarom.
Ik denk dat ik heb bijgedragen om sommige (min of meer) ernstige rampen te voorkomen of te verhinderen en dat er enkele geode zaken mede door mijn toedoen tot stand gekomen of bevorderd zijn.

Nieuwsbrief