Podwalk app brengt geschiedenis tot leven

De Watersnoodramp van 1953 staat niet op zichzelf. Het water loopt als een rode draad door de Nederlandse geschiedenis. Vele plaatsen en regio’s hebben hun eigen watersnoodverhaal. Al dan niet als gevolg van de klimaatveranderingen. In aanvulling op de serie lanceert de NTR, in samenwerking met de NOS, daarom de podwalk app Het water komt: zeven GPS-gestuurde audiotours met verhalen over steden en dorpen waar heftige watersnoodrampen hebben plaatsgevonden: Marken, Dordrecht, Valkenburg, Zwolle, Nijmegen, Oude-Tonge en Amsterdam Tuindorp-Oostzaan.

De podwalks zijn bedoeld als historische waterwandelingen. Winfried Baijens neemt je op locatie mee terug in de tijd. Via je telefoon komt de geschiedenis tot leven op de plekken waar je je bevindt. Je hoort verhalen uit het verleden, maar ook over de toekomst en ziet in augmented reality de stijging van het water op locatie. De app is ontwikkeld door de NTR i.s.m. Robot Kittens en wordt tegelijk met de serie gelanceerd.

De podwalk app is vanaf 2 januari gratis te downloaden in de App-store of Play-store.

Vierdelige tv-serie en zeven ‘podwalks’ n.a.v. 70e herdenking Watersnoodramp

Uitzendingen  Vrijdag 6, 13, 20 en 27 januari, 20.30 uur, NPO 2

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 vindt een ramp van ongekende omvang plaats in Nederland. Door een zware storm in combinatie met springtij gebeurt het schijnbaar onmogelijke: de dijken breken door in Zeeland, West-Brabant, Zuid-Holland en op Texel. Grote delen van West-Nederland komen onder water te staan. Huizen spoelen weg, mensen en dieren verdrinken.

De Watersnoodramp van 1953  kost uiteindelijk 1836 mensen het leven en maakt vele duizenden dakloos. Het is ook een ramp die Nederland wakker schudt: hoe hebben we dit kunnen laten gebeuren? Was het te voorkomen geweest? Over één ding is iedereen het eens: er moet een groot plan komen om het land beter tegen het water te beschermen. En dat komt er ook. De Deltawerken worden gebouwd en zorgen voor een ommekeer in onze omgang met het water.

De NTR heeft naar aanleiding van de 70e herdenking van de Watersnoodramp een vierdelige documentaireserie gemaakt onder de titel Het water komt. Presentator is Winfried Baijens. De vier documentaires brengen met archiefmateriaal en indringende ooggetuigenverslagen in kaart hoe de ramp zich kon voltrekken, hoe van tevoren onvoldoende werd geanticipeerd op het dreigende gevaar en wat we hebben geleerd van de ramp. Maar hébben we wel voldoende geleerd? Winfried Baijens (zelf opgegroeid in Zeeland) neemt ons mee terug in de tijd en mee vooruit in de toekomst.

Aflevering 1, vrijdag 6 januari: Een muur van water
Wat gebeurde er nu precies in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953? In de eerste aflevering een reconstructie van die fatale nacht. Ooggetuigen van de ramp in Zeeland vertellen wat ze, vaak als jonge kinderen, hebben meegemaakt. “Mijn vader zette net de laatste stap op zolder en de trap sloeg weg.” Reddingswerkers zijn dagenlang in touw om mensen van de daken te redden. Een van hen vertelt hoe ze vijf dagen achtereen aan het werk was. “Je bent net een machine, je doet het, je denkt niet meer.” Ook in deze aflevering het verhaal van de Urker vissers die te hulp schoten en van een Terschellingse kapitein en zijn bemanning, die tot de eerste slachtoffers van de ramp behoorden.

Aflevering 2, vrijdag 13 januari: Waarschuwing in de wind
Was de Watersnoodramp te voorkomen geweest? In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog wordt Walcheren onder water gezet om de Duitsers te verjagen en Zeeland te bevrijden. De Braakman, een zeearm van de Westerschelde, wordt in 1952 gedicht en heel Zeeland loopt er voor uit. Tussen dit alles door schrijft waterstaatkundig ingenieur en medewerker van Rijkswaterstaat Johan van Veen al het eerste Deltaplan: ver vóór de ramp waarschuwt hij dat de dijken kunnen breken. Maar zijn woorden worden in de wind geslagen. Uit gesprekken met een dochter en een kleinzoon van Van Veen en tal van documenten blijkt dat Van Veen niet moe wordt om te waarschuwen. Maar het leidt allemaal tot niets. “Ze vonden hem een drammer.” Zijn plannen worden pas na de ramp ten uitvoer gebracht.

Aflevering 3, vrijdag 20 januari: Worstel en kom boven
“Je moet door.” Jarenlang is dat het devies in Zeeland en de andere zwaar getroffen gebieden in Nederland. Er wordt niet of nauwelijks over de Watersnoodramp gepraat. Wat dat betreft is er een parallel met andere grote traumatische gebeurtenissen in de 20e eeuw, zoals de Tweede Wereldoorlog. Het idee is: stop het weg en het verdwijnt. Maar dat is niet zo. Pas na veertig jaar, nadat vanuit Den Haag de eerste landelijke herdenking wordt georganiseerd, worden de trauma’s langzaam aan bespreekbaar. Ooggetuigen vertellen over hun traumaverwerking – of het gebrek daaraan – en de zogeheten ‘stormneurose’.

Aflevering 4, vrijdag 27 januari: Het water komt. Weer.
Wat hebben we geleerd van de Watersnoodramp en is dat voldoende om Nederland droog te houden? In de slotaflevering aandacht voor de discussie over de Deltawerken, de strijd tegen het water, klimaatverandering, maar ook over het ontsluiten van Zeeland, de groei van toerisme in de provincie en het verhaal van de Biesbosch. De gevolgen van de Watersnoodramp, positief en negatief, komen in deze laatste aflevering aan bod.

Meer over de Watersnoodramp
In januari herdenkt ook de NOS de Watersnoodramp. Winfried Baijens, presentator van Het water komt,  is ook de presentator van de herdenking 70 jaar na de Watersnoodramp die de NOS op woensdag 1 februari op NPO 2 uitzendt.

Van 30 januari t/m 6 februari presenteert Herman van der Zandt daarnaast op NPO 1 het dagelijkse NOS Watersnoodjournaal.

Winfried Baijens

 

Astoria was de enige officiële bioscoop in Amsterdam-Noord. De gevel van het pand is bijna helemaal gesloten om binnen optimaal te kunnen projecteren. Aanvankelijk werden ook artiesten in een voorprogramma geboekt die gebruik maakten van de orkestbak en het toneel. In de jaren dertig raakte de combinatie van toneel, cabaret of revue met film echter in onbruik vanwege de hoge kosten.

In de jaren zestig werd voor Astoria ook het vertonen van de films te duur en werden de exploitatiekosten te hoog. Astoria sloot zijn deuren en het pand werd verkocht aan een supermarkt. Aan de kleurverschillen in het metselwerk onder het puntdak is nog steeds te zien waar voorheen de aankondigingen van films werden gehangen. (Bron: Het Parool / ARCAM)

De oudste kerk van Noord: Buiksloterkerk

Wonen langs het water van het IJ wilde men ook in de dertiende eeuw al. Diverse dijkdorpen zoals Buiksloot ontstonden achter de veendijk die toen de noordelijke IJ-oever vormde. De oude dijk ligt er nog steeds en heet nu de Buiksloterdijk. Achter deze dijk ligt tussen water en groen de Buiksloterkerk, de oudste kerk van Amsterdam Noord. De kerk dateert van 1609, maar volgens de plaquette op de gevel stond er al eerder op deze plek een middeleeuws kerkje.

Na jaren eigendom te zijn geweest van de Hervormde Gemeente is het nu de Stichting Buiksloterkerk die zich over de rijksmonumentale kerk ontfermt. De mensen komen hier niet langer samen voor een kerkdienst, maar om te genieten van het culturele programma dat de stichting biedt. (Bron: amsterdam.nl)

’t Zonnehuis is in 1932 opgericht naar ontwerp van de architect J.H. Mulder als ontmoetingsplek voor de arbeiders uit de buurt. Een groot deel van de twintigste eeuw ontmoetten arbeiders van de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij (NDSM) elkaar hier voor ontspanning. Het gebouw is daardoor onlosmakelijk verbonden aan de historie van Amsterdam-Noord. (Bron: stadsherstel.nl)

Een huis met een douche is nu de normaalste zaak van de wereld, maar in de noodwoningen die in 1919 in de Amsterdamse wijk Vogeldorp werden gebouwd was dit niet standaard. Voor een douche was geen geld en ruimte. Daarom werd in de wijk een badhuis neergezet. Nu is Museum Amsterdam Noord erin gevestigd.

Het museum geeft een brede blik op Amsterdam Noord en betrekt zowel de bezoekers als de omgeving op een actieve manier bij tentoonstellingen en activiteiten. Het laat het gezicht van Noord zien door (onder andere) het vertellen van uiteenlopende verhalen van bewoners en het tonen van werk van de kunstenaars en creatieve mensen in de buurt, in zogenaamde buurt geregisseerde tentoonstellingen. (Bron: stadsherstel.nl)

Aan het Noordhollandschkanaal bij het voormalige dorp Buiksloot in Amsterdam-Noord staat Krijtmolen d’Admiraal. Een uniek rijksmonument, gebouwd in 1792, in opdracht van Elizabeth Admiraal. De Krijtmolen is de laatste wind gedreven tras- en krijtmolen ter wereld. Een prachtig voorbeeld van industrieel erfgoed, dat al meer dan 225 jaar een belangrijke plaats inneemt in de geschiedenis van Amsterdam.

De vele bezoekers bewijzen dat d’Admiraal nog steeds een vertrouwd baken is in het snel veranderende groene hart van Amsterdam-Noord. Dankzij onze gastheer-molenaar Harm-Ydo Hilberdink, de Stichting Krijtmolen en een actieve groep vrijwilligers wordt de molen goed onderhouden, draaien de wieken wanneer het kan, en zijn de molen en molenzaal regelmatig open voor bezoek voor vergaderingen, culturele evenementen en feestelijke bijeenkomsten. (Bron: krijtmolen.nl)

Het eerste museum en museumwoning in Amsterdam Noord. De museumwoning is een woning in Tuindorp Oostzaan, gebouwd in 1922 door de toenmalige Genoemde gemeentelijke Woningdienst, nu woningbouw Ymere.

De architecten waren B.T. Boeijinga en J.H. Mulder en, die in dienst waren van de gemeente. Deze architecten hebben ook het Vogeldorp, Disteldorp, Tuindorp Nieuwendam en als laatste Floradorp ontworpen.

De Stichting Historisch Archief Tuindorp Oostzaan (HATO) kwam achter het bestaan van de in nog oude staat zijnde woning en er ontstond een idee om van de modelwoning een “museumwoning”te maken met als doel die voor het publiek te openen. Dankzij de medewerking van Ymere en het Stadsdeel Amsterdam Noord kon deze woning behouden blijven. In de woning is een slaapkamer ingericht als voorlichtingsruimte, waar films kunnen worden getoond van het leven en werken in Tuindorp Oostzaan en het verbonden zijn met dit dorp. (Bron: historischarchief-toz.nl)

 

 
 
 
 

In deze podcast interviewt Erwin Schieven de bewoners van Nieuwendam over de gebeurtenissen, de geschiedenis, de toekomst en de bijzondere plekken van deze prachtige wijk.

Met grote dank aan geluidsstudio Soundcircus.

https://erwinschieven.nl/podcasts

 

 

 

Wij zijn verslaafd aan cultuur, jij vast ook.

Iedere dag springen we uit ons bed om meer mensen (lees: jongeren) te enthousiasmeren voor kunst en cultuur. Dit kan zijn via vlogs, blogs, (Instagram) stories of een live videoverslag. You name it. Of het nu gaat over kunst, muziek, theater, geschiedenis of een festival; wij vloggen over cultuur in heel Nederland en kunnen hier geen genoeg van krijgen.

In onze wekelijkse vlogs en dagelijkse content op social geven wij cultuurtips. Tijdens onze zoektocht naar cultuur, komen wij heel wat tofs tegen. Daarom selecteren wij hieruit voor jou het beste wat de cultuurwereld je te bieden heeft.

My Daily Shot of Culture is in 2016 officieel opgericht door Jip Heijmerink, maar de ontdekkingstocht die leidde tot het onstaan van dit platform, begon in 2014. Nadat Jip in dat jaar de master Museumstudies aan de UvA afgerond had, begon zij haar eerste baan als communicatiemedewerker bij De Hermitage en Nieuwe Kerk.

Daar ontdekte zij dat deze musea (en met hen nog veel meer culturele instellingen) het vaak lastig vinden om jonge cultuurliefhebbers te bereiken en aan zich te binden. Daarnaast dompelde zij zich onder in de Amsterdamse “underground” kunstscène van kleine makers en jonge kunstenaars en ontdekte zo dat deze groep een platform miste waar zij zichzelf online op konden promoten. Daar moest verandering in komen..

Dit vormde de basis voor My Daily Shot of Culture. Oftewel, twee behoeftes kwamen samen: een platform voor nieuwe makers en jonge cultuurliefhebbers (die vaak overlappen) én voor culturele instellingen die een jonge doelgroep willen bereiken.

Sinds 2014 is het platform doorgegroeid naar een team van cultuurvloggers, bloggers, podcast & filmmakers en zelfs kunsthistorici met als gezamenlijk doel: cultuur toegankelijk maken voor iedereen.

 

NH Nieuws, 29 december 2020:

In Amsterdam-Noord is de kerst pas voorbij als de prijs voor mooiste kersttuin is uitgereikt. De Tolhuistuin deed een oproep aan alle Noordelingen om foto’s op te sturen van wat zij de mooist verlichte tuin in Noord vinden. En dat is vooral in Tuindorp Oostzaan nog niet makkelijk kiezen. Acteur Koos van Buurtsoap de Wasserette ging samen met Rudolf op pad om de kerstbokaal te overhandigen.

https://www.nhnieuws.nl/nieuws/278398/dit-is-de-mooiste-kersttuin-van-amsterdam-noord

 

Geschreven door: Chris Keulemans

Tien jaar geleden was het stil op de pont van Centraal naar Noord. Mensen rookten zwijgend een sigaret en staarden in de verte. Een smartphone had nog bijna niemand. Hipsterfietsen bestonden niet. De hipster zelf was nog niet uitgevonden. De Canta wel, natuurlijk. Aan de overkant stond exact 1 café: Café de Pont. Een goeie plek voor bier, uitsmijters en hamburgers.

Links van de pont stonden de hekken van Shell. Daarachter lag water. Het fietspad, het terras van de Tolhuistuin, de brug en zelfs Eye, het filmmuseum – dat was nog allemaal water. Pas in het voorjaar van 2008, toen Shell zich begon terug te trekken, werd er land opgespoten. Vanaf dat moment ook dook er kunst op langs de oever. Grappige, grimmige, bespiegelende of activistische beelden. Gemaakt voor de tijdelijkheid vaak, soms met de hoop op langer. Nu zijn ze allemaal weg. Van het effect dat ze beoogden, en soms ook echt hadden, valt geen spoor meer te bekennen.

In de tuin van de voormalige portierswoning, vlak achter café de Pont, landde zes weken lang een grijs bouwwerkje dat er niet veel vriendelijker uitzag dan een Oost-Duitse grenspost. Het was Hotel Experimenta van ontwerper Jan Konings. Er paste precies een 2-persoons bed in. Meer niet. Het idee was: de hele buurt is het hotel. Zoek je ontbijt, badkamer, wasserette of kapper? Loop de deur uit en je gaat ze vinden.

Hotel Experimenta maakte deel uit van Urban Play. Droog Design had 13 nieuwe interventies, instrumenten en speelelementen opgesteld langs de oevers van het IJ. ‘Door de creatieve ingrepen en de inbreng van de stedeling,’ schreef Droog,  ‘roept dit experiment in stedelijk ontwerp politieke en sociale vragen in de stad zelf op. Hoe tolerant staan we tegenover de interactie van bewoners met de fysieke stad? Wat zegt dit over de vrijheid van de stadsbewoner om creatief te zijn in zijn eigen stad? En wie heeft hierin het laatste woord?’

Eye stelde in die zomer van 2008 geen politieke en sociale vragen. Dat ze van het Vondelpark verhuisden naar Noord, als eerste culturele instelling van formaat, was een statement op zichzelf. Het iconische gebouw lag nog op de tekentafel. Maar ter begroeting van hun nieuwe buren zetten ze alvast een groot scherm neer op het witte zand en vertoonden James Bond’s Casino Royale in de open lucht.

Van datzelfde strand maakte bewonersvereniging Amsterdam Noord Groene Stad aan het Water (ANGSAW) even later een beeldentuin. Sculpturen van hout, brons, zink en steen stonden over de oever verspreid als schaakstukken na een verliespartij. Onder de oktoberwolken ging er een uitdagende schoonheid vanuit. Alsof die beelden de toekomst tartten hier voet aan wal te zetten.

De toekomst was onherroepelijk onderweg. In de tweede helft van 2009 werd de verlaten kantine van Shell, tegenwoordig restaurant THT, het speelterrein voor de nachtmerries en wensdromen van kunstenaars, ontwerpers en architecten. De uitgestrekte ruimte met de grijze, sleetsgetrapte vloerbedekking, de nissen en hoeken van het bijenkorfachtige gebouw, de ramen aan alle kanten, het was een nukkige maar verleidelijke expositieruimte in die korte periode tussen Shell en het Purmerend-op-poten dat er nu staat.

De eerste tentoonstelling was Weak Signals, Wild Cardsvan de jonge, internationale curatoren van de Appel. Ze hadden een half jaar in Noord gebivakkeerd en zagen door de ogen van projectontwikkelaars hoe hier woontorens, sjieke horeca en appartementen aan de waterkant moesten verrijzen. Ze verbaasden zich over de beleidsmakers en hun blinde geloof in de Creatieve Stad, die geheel bewoond zou worden door, zoals dat heette, ‘zelfstandige, vindingrijke individuen die voortdurend bezig zijn zichzelf te verbeteren.’ In de volksmond: hipsters. Zou het ook anders kunnen, vroegen de curatoren zich af, toen de financiële crisis de ontwikkeling van de Noordelijke IJ-oever stillegde. Ze vroegen: ‘Welke andere vormen van gemeenschap zijn er mogelijk behalve wat de projectontwikkelaars voor zich zien? En wat voor publieke kunst zou je kunnen maken voor deze alternatieve gemeenschappen?’

Ook de tentoonstelling Amsterdam Vrijstaat, onderdeel van de Internationale Architectuur Biënnale, zag dat de crisis ruimte bood. Zef Hemel, nu hoogleraar grootstedelijke vraagstukken, nodigde 9 stedenbouwkundige bureaus uit om een grote maquette te maken voor de toekomstige metropool. Geen uitvoerbare plannen wilde Hemel, en ook geen utopieën. Wel: antwoorden in de maak, op de vragen die hem cruciaal leken voor de stad van de toekomst. ‘Kunnen toeval, ingevingen en spontaniteit een plaats krijgen in het planningsproces? Hoeveel ruimte is er voor experimenten? Is er een planning denkbaar die gelaagd is, incompleet, vol tegenspraak, in bepaalde opzichten chaotisch, open?’ Een van de maquettes was van bureau Urhahn. Dat stelde zich een vrijstaat voor in Noord: 100 percelen van het Vliegenbos uitgegeven aan bewoners met goede initiatieven. Een reuzenrad, een permanente kofferbakmarkt, moestuinen en kleine festivals. Het hoefde niet uitgevoerd en het is ook niet uitgevoerd. Omdat professionals alleen praten over chaotische, open planning zolang er geen geld is om plannen ook echt waar te maken.

Naast de lege kantine lag een ponton met een rond glazen dak, ook leeg. Infocentrum Overhoeks was overbodig, nu de bouw was stilgelegd en er dus geen woningen meer hoefden te worden verkocht. Vanuit de Tolhuistuin organiseerden we daar de driedaagse Niemandsland: visioenen voor het braakland. Het was oktober 2011. We keken uit over de 51 hectare grond die Shell had achtergelaten. Alle laboratoria, kantoren en loodsen waren gesloopt. De gifgrond lag erbij als een maanlandschap. Ekim Tan, architect, presenteerde in die ponton Play Noord! Burgers, bestuurders, ambtenaren, kunstenaars en ontwikkelaars stonden samen rond een grote tafel met de plattegrond van het gebied. In teams mochten ze gekleurde blokjes – huurwoningen, koopwoningen, voorzieningen etcetera – plaatsen waar ze dat het beste leek. Na een lang weekend lag er een collectieve maquette die in alle opzichten afweek van wat we vandaag op Overhoeks aantreffen.

Twee kilometer verderop, aan de andere kant van het braakland, keek een half gesloopt gebouwtje breed lachend toe. Een onbekende kunstenaar had er twee ogen op geschilderd, een geel neusje en rode lippenstift rond de schaterende holte in de muur. Het heeft er nog lang staan te lachen, voordat ook zij tegen de vlakte moest.

Dwalen kwam in al die plannen niet voor. Het richtingloze gemijmer, dat iedere stadsbewoner kent, en zeker degene die niet hier geboren is. Het dobberen over straat, het observeren van al die beweging om je heen, alsof ieder ander er zeker van is waar hij vandaan komt en waar ze naartoe op weg is. In een gebied waar alles draait om vastgoed en vierkantemeterprijzen is er voor zulke overpeinzingen geen ruimte – maar ze zijn er wel op hun plaats. Sarah Payton, kunstenaar en Noorderling van Amerikaanse afkomst, begreep dat. Op de oever naast de pont plaatste ze in juli 2012 een verrekijker van roestend staal op een betonnen voet. Keek je er doorheen, dan zag je niet de overkant maar haar meanderende filmbeelden van de stad, met muziek van Machinefabriek onder haar richtingloos mijmerende voice-over.

In de twee jaar voor de bouw weer op gang kwam stonden een paar kunstenaars stil. Ze stelden ons de vraag wat er van de planeet overblijft als we zo genadeloos doorproduceren. Peter Smith, die enorme kunstwerken maakt van achteloos achtergelaten materiaal, legde in 2012 een wereldbol met een doorsnee van vijf meter in het IJ, helemaal gemaakt van plastic flessen. Smith is een kunstenaar met een missie. ‘Dit is het meest overbodige milieuprobleem dat wij hebben,’ zei hij. Als alle Nederlanders één keer per week een stuk zwerfafval opruimen, ligt er niks meer.’ De wereldbol ligt nu in reptielenzoo Iguana in Vlissingen.

Toen lag hij aan de voet van de leegstaande Shell-toren. Op de begane grond daarvan was de hele zomer het Tijdelijk Museum open, een initiatief van Nathalie Faber en Claartje Kortbeek. In heel Amsterdam stond op dat moment 1,3 miljoen vierkante meter kantoorruimte langer dan een jaar leeg. Faber en Kortbeek nodigden kunstenaars uit om zulke ruimtes tijdelijk van nieuwe energie te voorzien – met werk dat ging over duurzaamheid. Een breimachine op windenergie, Hollandse stillevens van gerecycled plastic en het onderzoek van Arne Hendriks naar het krimpen van de menselijke soort, waardoor we het energie- en voedselprobleem zouden kunnen oplossen.

Om ons er vast aan te laten wennen hoe het is om klein te zijn, bedacht Hendriks een jaar later een gigantische keukentafel en twee keukenstoelen. Op 4 en 5 mei 2013 stonden ze op de Dam. De Telegraaf schreef: ‘De tafel, zo groot als een klein huis, is ontworpen en gebouwd door Stichting Stadshout, een collectief van meubelmakers, houtbewerkers, ontwerpers, en een boomverzorger. Oprichter en meubelmaker Crisow von Schulz zegt: “Wij verzamelen en verwerken de bomen uit eigen stad. Voor deze tafel werden er stammen verwerkt uit alle delen van Amsterdam. De stoelen zijn bijna compleet uit een populier uit de Prinses Irenestraat, in de tafel zit onder meer een iep uit het Vliegenbos en lindes uit de Orteliusstraat.”’ De tafel en de stoelen waren indrukwekkend, Amsterdams, duurzaam en leuk. Van de Dam verhuisden ze naar de oever naast de pont. Ze werden dag en nacht beklommen en bedanst. Maar de IJ-promenade was intussen af. Eye was open, de Tolhuistuin even later ook, de A’DAM toren volgde in 2016. Op Overhoeks verrezen na een lange bouwstop de appartementencomplexen weer. En die keukentafel was niet meer leuk maar een beheersrisico.

Hotel Experimenta, de beeldentuin, de tentoonstellingen in de lege kantine, het lachende gebouwtje, de kijker van Payton, de wereldbol van Smith, de keukentafel van Hendriks en het Tijdelijk Museum – ze zijn allemaal weg. Net als de politieke vragen die ze stelden, de alternatieve gemeenschappen, de spontaniteit in het planningsproces, de collectieve maquettes, het mijmeren over identiteiten, de kritiek op het genadeloos doorproduceren. Kunst is er nog genoeg, kritische ook, maar daarvoor moet je nu naar binnen, bij Framer Framed, Eye of de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.

Ik moet nog wel eens denken aan het enige kunstwerk waar de ontwikkelcombinatie Overhoeks zelf de opdracht voor gaf. Dat was meteen ook het enige abstracte. Ergens in 2007 lag er opeens een kleine pyramide van kunststof in het water, ter hoogte van het toekomstige Eye. De naam en de maker van het werk heb ik niet meer kunnen achterhalen. ’s Avonds hoorde het verlicht te zijn. Maar meestal bleef het donker. De stroomvoorziening bleek moeilijk te onderhouden. Op een dag was het weg. Tien jaar later denk ik: de meesters van de tijdelijkheid, dat zijn niet de kunstenaars zelf. Die kiezen alleen voor tijdelijkheid als het moet en als het mag. Ze hebben zichzelf niet onmisbaar weten te maken. De ware meesters zijn de bestuurders en ontwikkelaars. Zij zijn het die de ruimte scheppen voor al die grappige, grimmige, bespiegelende of activistische beelden. Ze maken het mogelijk en soms betalen ze er zelfs aan mee. Tot het tijd is om het werk af te maken. Dan is het uit met de kunst.

Ik sta op het terras van Eye en kijk om me heen. Ik moet terugdenken aan de vragen die Droog Design stelde in 2008: ‘Door de creatieve ingrepen en de inbreng van de stedeling roept dit experiment in stedelijk ontwerp politieke en sociale vragen in de stad zelf op. Hoe tolerant staan we tegenover de interactie van bewoners met de fysieke stad? Wat zegt dit over de vrijheid van de stadsbewoner om creatief te zijn in zijn eigen stad? En wie heeft hierin het laatste woord?’

 

Framer Framed in de Molenwijk – door Chris Keulemans

Het is een onwaarschijnlijk plan. En dapper. En logisch.

Op het eerste gezicht liggen Framer Framed en de Molenwijk in alle opzichten ver van elkaar weg. De Molenwijk is het prototype van de oude nieuwbouwwijk. Framer Framed is een platform voor beeldende kunst in de eredivisie van Nederland. De Molenwijk ligt in een stille uithoek van Noord, vlakbij de A10. Framer Framed is gevestigd in de Tolhuistuin, aan de booming Noordelijke IJ-oever. Framer Framed is genomineerd voor de Amsterdamprijs. In de Molenwijk staan een paar vergeten kunstwerken in het gras tussen de flatgebouwen. Framer Framed stelt vanaf 2009 de positie van transculturele kunst in Nederlandse kunstinstellingen ter discussie en geeft zelf het goede voorbeeld. De Molenwijk is vanaf 1968 een buurt die een omgekeerde gentrificatie meemaakt: de eerste bewoners werden streng gescreend op werk, inkomen, kerk en vakbond; later trokken er steeds meer gezinnen met lagere inkomens naartoe. Framer Framed wil collectief cureren. In de Molenwijk weten veel mensen niet meer wat het is om elkaar op de galerij te groeten. En toch.

Bekijk je de Molenwijk vanuit een helicopter of drone, dan is het een parel van modernistische architectuur in het groen. De flatgebouwen staan kruislings met hun wieken tussen de bomen. De fiets- en wandelpaden slalommen er omheen. Het winkelcentrum, met de bibliotheek en de vernieuwde Zeeman, heeft een opknapbeurt gehad en voelt nu stads en dorps tegelijk. Het is een wijk met ambitie – en al is die ambitie versleten, voelbaar is ze nog steeds. Tuindorp Oostzaan is vlakbij, net als de NDSM en de pont naar de stad, maar tegelijk is het een wereld op zichzelf. Met oude en jonge wereldburgers: Gerrit en Shaniqua, Mihai en Annie. Er is alleen, door planningsfouten en bezuinigingen, nauwelijks een publieke ontmoetingsruimte voor al die wereldburgers te ontdekken. Behalve dat winkelcentrum. En de Molenwijkkamer. Daar is, in een comfortabel ingericht zaaltje onder parkeergarage Paltrok, elke dag wat te doen: naailessen, Soep en Taal, kookclubs en samen eten.

En nu komt Framer Framed een kunstplek openen in de ruime, lichte studio ernaast. Lange tijd was dit het atelier van beeldhouwster Hanna Mobach. Nu stelt woningcorporatie de Alliantie de ruimte beschikbaar aan Framer Framed. Die trekken er vanaf september 2018 in. En de eerste tentoonstelling 50 jaar Molenwijk gaat natuurlijk, in dit 50ste jubileumjaar, over de Molenwijk zelf.

Voor initiatiefnemers Cas Bool, Josien Pieterse en Minouche Wardenaar is dit een logische stap. Toen Bool en Pieterse Framer Framed openden in de Tolhuistuin, in 2014, dachten ze in de culturele periferie terecht te komen. Precies wat ze wilden: ergens tussen de mensen die wel en niet aan kunst gewend zijn in. Maar al snel bleek de IJ-oever zo populair dat ze hetzelfde publiek trokken als in het centrum. Terwijl ze juist zichzelf en hun kunstenaars en hun bezoekers uit de bubbel van het dominante kunstcircuit wilden trekken. Dan is het aanlokkelijk om ook in de Molenwijk te beginnen. Het is een canvas. Er zijn personages. Er zijn vergezichten. Er is een oppervlakte en er zijn diepe lagen. Maar een kunstwerk is het nog niet. De compositie is nog niet af. Daarvoor is het oog van de curator nodig, die een compositie weet samen te stellen van al die elementen. Beter gezegd: curatoren. Framer Framed zelf, gastkunstenaars – en natuurlijk de Molenwijkers.

Ter voorbereiding is Framer Framed niet over één nacht ijs gegaan. Twee keer hebben ze een lichting studenten gevraagd om op onderzoek te gaan naar hoe de Molenwijkers hun buurt ervaren en wat ze er aan kunst zouden willen zien. Afgelopen winter trokken studenten van de master sociologie, onder leiding van Adeola Anigbokan, door de buurt. In mei en juni was het de beurt aan studenten van de minor Publiek en Media aan de Reinwardt Academie, binnen de module participeren van Marjelle van Hoorn. Allemaal hebben ze rondgelopen tussen de mooie en de afgetakelde flatgebouwen, in het winkelcentrum gehangen, mensen thuis gesproken of in het park, kinderen en bewoners van het eerste uur, nieuwe en oude medewerkers van stadsdeel en woningcorporaties.

De jonge sociologen komen tot een helder advies: als je hier iets nieuws wil beginnen, zoals Framer Framed, dan moet je echt iedereen betrekken. Want er zijn achter die deuren en tussen die bomen zoveel verschillende stemmen, stemmen die elkaar veel minder goed verstaan dan de bewoners van weleer, deze buurt bestaat uit zoveel uiteenlopende en niet op elkaar aangesloten verhalen, dat de rijkdom voor het opscheppen ligt als je die bij elkaar brengt. En dan wel met speciale aandacht voor de opgroeiende jongens, want voor hen is hier veel te weinig te doen, en voor de opgroeiende meisjes, die veel te vaak onzichtbaar blijven in de publieke ruimte.

De studenten van de Reinwardt Academie, die mensen opleidt om met een nieuwe blik te kijken naar erfgoed en museologie, namen hun module participeren letterlijk. Zij waren het die participeerden. Ze moesten onderzoeken hoe je de Molenwijkers zou kunnen betrekken bij de nieuwe kunstruimte, maar kregen vooral zelf het ene na het andere lesje Molenwijk. Ze waren zich ervan bewust niet meer dan bezoekers te zijn. Ze stuitten op een wijk die buitenstaanders op het eerste gezicht weinig te bieden heeft. Een bolwerk waar je niet binnenkomt als je codes niet kent. En toch hechten mensen zich eraan. Ze voelen zich er thuis. Ze klagen en hebben heimwee naar hoe het hier vroeger was – twee vormen van luxe die alleen de bewoner zelf zich kan permitteren, de bezoeker niet. Dus de studenten begonnen verlegen, maar werden op hun gemak gesteld door de bierdrinker op het parkbankje, de gepensioneerde beheerder, de kinderen op het schoolplein, de studenten die hier al wonen in ruil voor gemeenschapsdiensten.

En nu staat Framer Framed voor een keuze. Hoe gaan ze al die verschillende verhalen laten klinken? Hoe componeren ze een kunstwerk van alle elementen die er al zijn: gaat dat de werkelijkheid reflecteren of gaat het die overstijgen? Vijftig jaar Bijlmer wordt in 2018 op allerlei manieren herdacht. De utopie, de Surinaamse golf na de onafhankelijkheid, de kloof tussen gebouwde en geleefde werkelijkheid, de vliegramp, de donkere jaren, de transformatie. Daar ligt het drama voor het oprapen. En de Molenwijk? Die raakt alleen maar heel langzaam steeds verder vervuild, zucht een oude bewoner in een van de studentengesprekken. In de Molenwijk is het drama traag en zijn de momenten van warmte zeldzaam maar nooit ver weg.

De keuze van Framer Framed gaat tussen het inzoomen op kleine tekens van verval of schoonheid – en het uitvergroten van mensenlevens op de vierkante centimeter tot universele proporties. In de exposities die ze tot nu toe hebben gepresenteerd zijn beide voorgekomen: kunstenaars van over de hele wereld hebben gerangeerd tussen intieme familiegeschiedenissen en onrecht dat de hele wereld toeschreeuwt. Tot nu toe waren dat de keuzes van een kunstplatform in de eredivisie, kunstenaars van formaat en curatoren met een nieuwsgierig makende staat van dienst. In de Molenwijk wil Framer Framed een stap verder zetten. Cas, Josien, Minouche en de anderen zijn van plan een kunstpraktijk te bouwen die de wereld weerspiegelt waarin ze willen leven: een wereld van collectieve verantwoordelijkheid, waarin aandacht belangrijker is dan geld, met oog voor geschiedenissen die eerder niet verteld mochten worden, met de ambitie om ruimte te bieden aan iedere stem die het verdient gehoord te worden. Vertaald naar de Molenwijk betekent dat: een kunstruimte van iedereen, gemaakt door mensen die in elkaars verhalen niet voorkomen en toch gezamenlijk, een ruimte waar de timmerman en de kunstenaar en de bezoeker elkaar serieus nemen en bereid zijn elkaars rol over te nemen. Het moet de ruimte worden van een gemeenschap, op een plek die zijn gemeenschapszin aan het zoeken is. De Molenwijk is een wereld op zichzelf. Een wereld die soms vergeet dat ze er best mag wezen. Nu krijgt ze er een plek bij waar ze zichzelf kan laten zien.

 

De postkaarten voor de Noordagenda zijn gedrukt met de boekdruk-techniek op de FAG cilinderpers.

De drukker van de kaarten is Joop Kaatee. Hij is een vrijwilliger, die zijn carrière ooit begon als handzetter met loden lettertjes, en daarna 30 jaar bij Total Design werkzaam was maar het drukkersvak (gelukkig!) nooit is vergeten.

Het oorspronkelijke plan om de 500 kaartjes op de Heidelberg Degel Automaat te drukken liep spaak: het vlak werd niet helemaal vol. Over naar de andere pers, waar elk kaartje apart gedrukt werd. Uren werk, maar met goed resultaat. Gelukkig krijgt hij hulp van Esther van ’t Klooster, vormgever en ook vrijwilliger bij GWA.

Het papier is stevig, 360 grs, met een vrij grove structuur. De drukplaat maakten we met de polymeertechniek: daarmee kunnen we vanuit een digitaal bestand een analoge drukplaat maken, die we vervolgens afdrukken op een van de ambachtelijke persen. De enige techniek van GWA waar echt een computer aan te pas komt! Goeie cross-over tussen analoog en digitaal….

De inkten zijn speciale boekdruk-inkten op oliebasis. Ze drogen niet aan de lucht, waardoor het net zo lang op de inkttafel en op de pers kan blijven liggen totdat de hele oplage gedrukt is. Het droogt pas aan het papier en heeft heel mooie diepe kleuren.

Goed om te weten: ‘eigenlijk’ doet GWA niet aan oplages in opdracht. De stichting heeft als missie om het grafisch erfgoed te behouden en doet dat door de kennis over te dragen door middel van cursussen en workshops. Letterzetten, drukken, linosnede, droge naald en boekbinden. Kom dus vooral zelf aan onze persen draaien!

Welkom in de werkplaats!

Nieuwsbrief